Verslag discussiebijeenkomst Staat van het Dier
De Raad voor Dierenaangelegenheden organiseerde op dinsdag 3 november 2020 een digitale discussiebijeenkomst over de Staat van het Dier. Lees hier het verslag van deze online bijeenkomst.
Het rapport de Staat van het Dier verscheen in 2019 ter ere van het 25-jarige jubileum van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). De kernvraag was even eenvoudig als alomvattend: wat is de positie van het dier in deze tijd? Aanvankelijk wilde de RDA een fysieke bijeenkomst over de Staat van het Dier organiseren voor beleidsmedewerkers van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), maar door het coronavirus werd deze omgezet naar een digitale bijeenkomst op 3 november 2020.
Zo’n 70 professionals schoven digitaal aan; niet alleen LNV- en EZK-beleidsmedewerkers, maar ook lokale en regionale politici en ambtenaren, NGO’s en andere belanghebbenden. Het doel van de bijeenkomst was om het rapport te presenteren en in kleinere groepen te discussiëren over een aantal thema’s die de RDA inmiddels heeft opgepakt: dierwaardige veehouderij, de wolf in Nederland, gezelschapsdieren en het doden van dieren.
RDA-secretaris Marc Schakenraad trapte de plenaire bijeenkomst af. Hij gaf een korte introductie over de bemensing van de Raad (41 leden met verschillende achtergronden), over de werkwijze (gevraagde en ongevraagde zienswijzen), maar ook over Jong RDA en de Raad voor Kinderen die de RDA leuke en inspirerende ideeën en suggesties meegeven over de positie van het dier in Nederland.
De Staat van het Dier
Na Schakenraad’s openingswoord was de vloer voor Ynte Schukken: RDA-lid en hoogleraar in Wageningen en Utrecht evenals directeur bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Hij presenteerde een analyse en beschouwing van de Staat van het Dier. Schukken: “We sluiten altijd compromissen. We willen het welzijn en de gezondheid van het dier continu verbeteren, maar het moet ook mogelijk zijn. We willen de natuur groter maken, maar we willen ook huizen bouwen en voedsel verbouwen.” Vervolgens sprak Schukken over hoe we in deze tijd naar dieren kijken: niet zozeer als ondergeschikt wezen, maar als partner of zelfs als gelijke. Al deze elementen kwamen boven water naar aanleiding van een grote publieksenquête in Nederland van de RDA (uitgevoerd door Kantar) en verschillende RDA-zienswijzen. Hieruit bleek dat Nederlanders positiever zijn gaan denken over dierenwelzijn en -gezondheid. Schukken wees erop dat er echter altijd schurende kwesties overblijven.
Optimisme én schurende kwesties
Schukken vervolgde zijn betoog door in te gaan op de Kantar-enquête. “Het is heel duidelijk dat dierenwelzijn Nederlanders aan het hart gaat. Dat blijkt uit de 8,2 die Nederlanders gemiddeld aan dierenwelzijn geven.” Productiedieren scoren in diezelfde enquête een 6, recreatiedieren een 7, proefdieren 5,7 en dieren in de natuur 6,8. De dieren in Nederland hebben het goed qua aandacht en zorg, luidde de slotsom van de enquête.
Schukken liet weten dat er dus een echte verandering lijkt te ontwaren over hoe we tegen dieren aankijken. “Dieren waren vroeger vooral een productiemiddel. Er werd echt over hen geheerst. Het verschuift nu richting rentmeesterschap. We erkennen dieren met hun eigen behoeftes. We zorgen er goed voor en we beheren hen met respect. Dat is de standaard geworden voor vrijwel alle diersoorten.
We zien dieren nu veel meer als partner met recht op een waardig bestaan en erkenning van de eigenheid.” Schukken wees er ook op dat we door meer inzicht in dieren anders zijn gaan kijken naar insecten zoals vliegen. Hun plek in het ecosysteem is belangrijker dan tot een aantal jaar geleden werd gedacht.
Het inzicht dat met dieren steeds beter omgegaan moet worden zorgt inherent voor schurende kwesties, opperde Schukken. Hij noemde de Oostvaarders Plassen als voorbeeld, maar ook de zoektocht naar de juiste verhouding tussen natuur en landbouw. Rond het vermenselijken van gezelschapsdieren, het doden van dieren of genetische modificatie blijft het eveneens schuren. Ook afwijkende richtlijnen met betrekking tot provinciaal beleid zorgen voor problemen, zoals bij de wilde zwijnen. Daar gaan provincies momenteel allemaal anders mee om. Over al deze onderwerpen buigt de RDA zich. RDA-voorzitter Jan Staman nam het stokje van Ynte Schukken hierbij over en vertelde over de onderwerpen waar de Raad momenteel mee bezig is en zich in de toekomst op gaat richten.
RDA-onderwerpen op de rol
Staman: “Een aantal onderwerpen is ons door de minister van LNV gevraagd op te pakken. En een aantal doen we op eigen initiatief.” Een vraag van de minister gaat over wildopvang: hoe gaan we om met dieren in het wild die hulpbehoevend zijn? Wie regelt dat? Wie is waar verantwoordelijk voor? En wie betaalt het eigenlijk?
De andere vraag van de minister gaat oversterfte onder jonge dieren. “Jonge dieren zijn eigenlijk de thermometer van het bedrijfssysteem. Hoe je met je jonge dieren omgaat, zegt iets over hoe je in het totaal met dieren omgaat”, aldus de RDA-voorzitter. Veel technische en praktische vragen, maar ook morele kwesties spelen hierbij een rol. Dit geldt niet alleen voor productiedieren, maar ook voor gezelschapsdieren.
Een ander onderwerp dat de RDA oppakt is het doden van dieren. Wat legitimeert ons om dieren te doden? En wanneer mogen we dieren doden? Daarnaast wordt dierwaardige landbouw meegenomen. Wordt daar goed gekeken naar wat het dier wil binnen de ontwerpeisen van toekomstige dierhouderijsystemen?
Wat ook aan bod komt, is de vermenselijking van dieren: de mens-dierrelatie. Hoe ontwikkelt zich dat? Komt het dier wel tot zijn recht als vermenselijking doorschiet? Staman sprak vervolgens over het volgende onderwerp waar de RDA zich momenteel over buigt op verzoek van de minister: dierenwelzijnsbeleid in verschillende bestuurslagen. “Heel veel van het dierenwelzijnsbeleid is ondergebracht in de Wet Dieren, maar gemeentes en provincies hebben er van alles mee van doen. Is die balans goed? Kunnen die bestuurslagen juridisch uit de voeten met dat beleid? Waar hebben zij behoefte aan? En waar lopen ze tegenaan?”
Staman somde vervolgens het volgende onderwerp op waar de RDA mee bezig is: de herintreders. Hiermee doelde hij op de wolf in Nederland. Deze zoekt momenteel haar weg in de Nederlandse natuur en we moeten erachter komen hoe we hiermee omgaan. “We moeten de verstandhouding met de wolf goedhouden.” Tot slot vertelde Staman over nieuwe technologieën zoals CRISPR Cas waarmee genetische aanpassingen worden gedaan aan de cellen van dieren voor verschillende doeleinden.
Maar ook technologische innovaties zoals digitalisering - zoals sensoren, meetsystemen, big data - in de veehouderij kennen volgens Staman de volle focus van de RDA. Al deze onderwerpen moeten volgens hem scherper op de bril staan bij beleidsmakers en professionals.
Publieksvragen
Na Staman’s toelichting op de RDA-agenda was er ruimte voor vragen uit de digitale zaal. RDA-secretaris Marc Schakenraad behandelde er een aantal, waaronder een over corona en de impact van het virus op de inhoud van de Staat van het Dier. Staman vertelde over de oorsprong van het virus en de wijze waarop het een impact heeft op zowel mens als dier. Vooral dieren in de veehouderij zijn kwetsbaar voor een toenemend aantal zoönosen. “Het coronavirus is niet de laatste. Het wordt alleen maar erger als we niks doen.”
Schukken vulde de voorzitter aan met de oproep om beter na te denken over het ecosysteem waar wij in leven. Schukken: “Ook dit is een schurende kwestie. Als er bij dieren sprake is van een infectieziekte volgt meteen een lockdown. Bij mensen verloopt dat anders terwijl je je juist mag afvragen of die werkwijze bij dieren ook voor mensen niet goed zou zijn. Daarnaast biedt deze situatie gelegenheid om beter na te denken over het ecosysteem waarin mens en dier leeft. Momenteel zijn de verschillen tussen mens en dier niet groot omdat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Het rapport is daarom extra actueel.”
De volgende vraag richtte zich op het feit dat in het rapport alleen wordt ingezoomd op hoe mensen over dieren denken. Er wordt niet gerefereerd aan hoe het met de dieren zelf gaat. Was dat een optie geweest? Staman: “Wij hebben een vrij redelijk beeld van hoe het met de dieren gaat. We hebben toegang tot een groot aantal professionals, waaronder ethologen. Maar we hadden dat, inderdaad, kunnen doen om zo de zaken scherper te kunnen zetten in de rest van het rapport.” Schukken vulde Staman aan met de notie dat wetenschappelijk is aangetoond dat diergezondheid de laatste jaren sterk is verbeterd.
Nog een vraag luidde: Hoe kijkt de RDA aan naar internationale situatie voor wat betreft dierenwelzijn en -gezondheid? Denken andere landen hetzelfde over dieren als Nederland? Staman: “In de noordelijke Europese landen wordt op eenzelfde manier gedacht als in Nederland. Onderzoekers weten elkaar te vinden. Er zijn dierenraadbijeenkomsten van eenzelfde organisaties als de RDA. Als we dan de agenda’s naast elkaar leggen, worden we zelden verrast. Het gaat over dezelfde onderwerpen, knelpunten en systeemproblemen.”
De laatste plenaire vraag spitste zich toe op het onderscheid maken tussen dieren. Zijn ze allemaal even belangrijk? Is er geen rangorde? Staman haalde Frans de Waal aan die stelt dat je moet uitkijken bij het aanbrengen van een rangorde, want de werkelijkheid bewijst altijd dat je het verkeerd hebt ingeschat. Dieren zijn ingewikkelde wezens en we leren steeds meer over hun vermogens. Ons morele kader groeit daardoor verder zoals bijvoorbeeld bij vissen en insecten.
Na een kort filmpje over het Jaarverslag van 2019 splitste de deelnemers zich op in deelgroepen om te praten over onderwerpen waar de RDA momenteel mee bezig is.
Deelsessies
Dierwaardige veehouderij. Groep 1 onder leiding van Gerda van Dijk en groep 2 onder leiding van Bert van den Berg.
Over dierwaardige veehouderij wordt op dit moment veel nagedacht bij de RDA. Waar moet die uit bestaan? Hoe zien beleidsopties en handelingsperspectieven eruit als het gaat over dierwaardige veehouderij? De RDA neemt het dier als startpunt voor deze discussie over het totale systeem; inclusief de economische eisen die worden gesteld aan een veehouderij. Het vergt dus een integrale benadering van de veehouderij in Nederland. Het is niet de bedoeling alleen met een lijstje te komen met wat het dier zou willen, maar dat het wordt geplaatst in de context van maatschappelijke ontwikkelingen en het houderijsysteem.
Discussiesessie 1 Dierwaardige veehouderij
Voorgezeten door Gerda van Dijk.
De eerste vraag in deze deelsessie betrof de vraag ‘waar denk je aan bij het begrip van dierwaardige veehouderij?’ Vanuit de groep werd meteen de vraag gesteld welke randvoorwaarden gelden en welke ruimte het dier heeft. Hoe kan het dier toch nog een dier zijn binnen de economische randvoorwaarden? Een van de deelnemers opperde dat het verstandig zou zijn te beginnen aan de andere kant van de keten; namelijk de markt. Een andere deelnemer stelde dat dit een oude reflex is die al 20 jaar opgeld doet. Het is juist nodig om buiten de kaders te denken.
Er werd gesteld dat er een enorm tekort is aan kennis bij de burger over hoe het er nu in de veehouderij aan toe gaat, ongeacht het keurmerk-sterrensysteem. De vermarkting van deze concepten is ver onder de maat. Consumenten kiezen er niet vanzelf voor, maar zijn wel gevoelig voor positieve beïnvloeding, zoals door de Postcodeloterij met de vegabon.
Verandering naar kringlooplandbouw
Bij dit onderdeel spitste de discussie zich toe op voedselgarantie en dierenwelzijn langs de meetlat van nu (gangbaar) versus kringlooplandbouw. Twee interessante rapporten werden genoemd van de WUR waaruit blijkt hoe boeren kunnen veranderen: kennisdeling en de natuurinclusieve boer.
Vervolgens richtte de discussie zich op de schaal van de kringloop. Moet ze gelden voor heel Europa? Maar ook: willen wij ons beperkte land dat we hebben gebruiken voor de productie van vlees voor andere landen? Als laatste suggesties werd het volgende meegegeven: Hoe willen we met onszelf omgaan? Dierenwelzijn moet op de agenda zien te komen bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Ook moeten we het dier centraal zetten en niet het systeem; we moeten niet schuwen om tegen heilige huisjes te trappen. Maar over de hele linie is de richting van kringlooplandbouw een goede.
Discussiesessie 2 Dierwaardige veehouderij
Voorgezeten door Bert van den Berg.
Bij deze groep lag de nadruk op de belangrijkste ontwikkelingen omtrent de dierwaardige veehouderij. De huidige stikstofcrisis werd meteen genoemd evenals de vraag of we wel genoeg grondstoffen hebben om op de huidige manier door te gaan. Een manier om de crisis te beheersen, is om toe te werken naar een lagere vleesconsumptie. Dit werd bestempeld als een van de grootste uitdagingen van deze tijd. Dit hangt volgens één van de deelnemers nauw samen met de uitdaging om het verdienmodel van agrariërs op pijl te houden. Deze hebben nu veel last van extra nationale regels bovenop de Europese wetgeving. Ook is een level playing field voor agrarisch ondernemers wenselijk. Er valt niet te concurreren met landen die lagere prijzen rekenen voor hun producten.
De discussie richtte zich hierna op de eiwittentransitie. Door in te zetten op plantaardige eiwitten in plaats van dierlijke, wordt een efficiëntere productieketen in de hand gewerkt en wordt het milieu minder belast. Ook voedselverspilling moet worden tegengegaan. Een deelnemer noemde dat consumentengedrag hierbij belangrijk is. Een derde van het voedsel wordt verspild. Daarom is circulaire landbouw een mooie uitdaging, volgens een andere deelnemer. Waarom zouden we het voedsel dat we nu weggooien niet hergebruiken voor varkens en kippen? Het is nu geen gesloten cirkel. En dat kan het wel worden; met oog voor dierenwelzijn en een moderne veehouderij waarbij positief wordt gedacht over het agrarisch bedrijf in Nederland. Hier wordt namelijk het voedsel verbouwd en geproduceerd wat we allemaal nodig hebben.
In de groep werd door een aantal deelnemers diezelfde zorg geuit: boeren stoppen, banken doen lastig bij financiering en er zijn te veel regels. Dit staat een normaal verdienmodel in de weg, waardoor boeren stoppen met hun activiteiten. Laat staan dat ze zich helemaal richten op circulaire en natuurinclusieve landbouw. Een deelnemer vatte het als volgt samen: ‘Je kunt niet groen doen als je rood staat.’
Discussiesessie Doden van dieren
Voorgezeten door Jan Staman.
Wanneer mag je dieren doden? En onder welke voorwaarden? Deze vragen stonden centraal bij deze discussiesessie onder leiding van RDA-voorzitter Jan Staman.
Staman bracht in dat we het allemaal er wel over eens zijn dat dieren gedood mogen worden als ze lijden. Uit de discussie die hierop volgde, bleek dat de meningen hierover best verdeeld lagen. Wat doe je, bijvoorbeeld, met dieren in de natuur? Ga je met een ambulance door de bossen op zoek naar lijdende dieren om ze hieruit te verlossen? Hoe ver moet je gaan? En hoe zit het met dieren in de veehouderij? Die lijden ook; alleen al door de manier waarop ze gehouden worden, waardoor ze hun natuurlijke gedrag niet (geheel) kunnen uitoefenen.
Deze opmerking gooide de discussie over een andere boeg, richting de vraag of we überhaupt dieren moeten/mogen houden. De één vond dat we geen enkel dier mogen houden, de ander dat we dieren niet voor voedsel mogen houden. Weer een ander opperde dat wij mensen net als wolven de sterkste zijn. Hebben we daarom niet het recht om dieren te houden en te doden voor voedsel?
Vervolgens ging de discussie weer verder richting ‘lijden’. Een deelnemer stelde dat geen enkel dier zou moeten lijden. Maar wanneer lijdt een dier? En wie bepaalt dat een dier lijdt? Verder lijden dieren in de natuur ook als ze, bijvoorbeeld, worden opgegeten door een ander dier. Dus hoe erg is het dat een dier lijdt? Vervolgens werd er ingegaan op het taboe als het over het houden en doden van dieren gaat. Mensen zijn naïef, oordeelde een deelnemer. “Enerzijds zeggen ze dat het zielig is om dieren te houden en te doden, anderzijds wordt wel dat stuk vlees gekocht om lekker van te smikkelen tijdens het avondmaal.”
In het geval van eigenbelang denken we er volgens een deelnemers anders over dan wanneer dit belang niet of minder meespeelt. Het gebruik van proefdieren is hierbij een goed voorbeeld. Voordat het coronavirus uitbrak, is de Kantar-enquête gehouden en vond slechts zo’n 12 procent het acceptabel om proefdieren te doden. Zou de enquête in het huidige corona tijdperk worden gehouden dan is de kans groot dat dit percentage hoger ligt omdat we graag een vaccin tegen het virus willen hebben.
Discussiesessie De wolf in Nederland
Voorgezeten door Marjan Slob
De wolf is terug in Nederland. Voor de een is dat een feest, de ander ervaart het als een kwelling. Hoe gaan we om met dieren die hun herintrede doen in onze natuur? Hoe gaan we hiermee om en hoe verhouden we ons tot, in dit geval, de wolf? Genoeg om over te discussiëren en dat deed de groep dan ook. Het begon met de opmerking van een deelnemer dat het gesprek over de wolf in elk landschap anders zal zijn, zo ook binnen Nederland. Er werd meteen op gereageerd met de opmerking dat het niet alleen over de wolf gaat, maar over de hele omgeving. De wolf is een praktische aanleiding voor discussie, maar er komt veel meer bij kijken, zoals hoe boeren hiermee om moeten gaan. De vrees bestaat namelijk dat de politiek hier iets van gaat vinden waar boeren niet bij gebaat zullen zijn. Er bestaat hierbij een gevoel van verlies aan zeggenschap en de vrees voor een negatief stigma als er weerstand is tegen de wolf.
De discussie in dit groepje richtte zich goeddeels op de wijze waarop we met elkaar moeten leren praten over herintreders, zoals de wolf, in Nederland. We moeten volgens een deelnemer oppassen niet uit gevoel te praten, maar goed kijken wat de werkelijkheid is. We moeten ons dus richten op feiten en niet op angsten of blijdschap. Voor- en tegenstanders moeten goed met elkaar in gesprek gaan en het eens worden over de situatie zoals die zich echt voordoet. Oppassen dat we niet verzanden in, zoals een deelnemer het omschreef, een tegenstelling van ‘wolvenknuffelaars’ en mensen met een ‘roodkapje-syndroom’.
Discussiesessie over gezelschapsdieren
Voorgezeten door Ruud Tombrock.
Ruud Tombrock, trekker van het onderwerp dat voorlopig de titel heeft gekregen ‘liefde maakt blind’, lichtte de stand van zaken toe. De volgende vraag stond centraal: ‘Kan de liefde voor dieren doorslaan en nadelige gevolgen hebben voor dieren? Zo ja, op welke terreinen doet zich dit voor?’ De focusgebieden hierbij zijn gedrag en welzijn, medische zorg, voeding en fok. Per onderwerp wil het RDA-forum de volgende deelvragen verkennen:
- Wat is de omvang van het probleem?
- Wat is de inbreuk op het dier?
- Om welke diersoorten gaat het?
- Waar en wanneer gaat het precies mis?
- Welke mogelijke oplossingen zijn er?
Er volgde een boeiende discussie met de deelnemers over uiteenlopende vragen. Weten we genoeg om dieren te houden? Wie kan bijdragen aan het verhogen van de kennis van dierhouders? En van ambtenaren? En zijn er lokaal voldoende middelen en voldoende aandacht voor dieren? Veel gemeenten hebben capaciteit- en kennisgebrek. Wellicht biedt een versterkte link met huiselijk geweld een mogelijkheid om meer voor dieren te doen. Dierenmishandeling, huislijk geweld en (drugs)criminaliteit gaan vaak hand in hand.
Hoe kunnen gemeenten praktisch geholpen worden? Veel gemeenten willen graag meer betekenen op het gebied van dierenwelzijn. Er werd betoogd dat sommige beslissingen bij uitstek lokaal genomen kunnen worden, denk aan toestaan van sportvisserij in bepaalde gebieden en evenementen met dieren.
Tijdens de sessie werd ook geopperd dat de positieve kanten van liefde van mensen voor dieren moet worden gekoesterd. Er zijn excessen waarbij het uit de hand loopt, maar er zijn meer problemen door mensen die te weinig om hun dier geven dan te veel. Er werd ook aandacht gevraagd voor diervizier: een samenwerkingsverband van gemeentes en lokale stakeholders en ngo’s voor het welzijn van dieren. Daarnaast wordt de rol van de dierenarts aangehaald: kunnen dierenartsen inzage geven of liefde voor dieren kan doorslaan?
Sluiting
Aan het einde van de deelsessies verlieten alle deelnemers de vergadering. Van het plenaire deel is een opname gemaakt. Deze treft u onderaan dit verslag aan.