Verbeter zorg voor jonge dieren
De sterfte van jonge dieren, zoals biggen, kalveren, lammeren, kuikens, kittens en puppy’s, laat dierhouders en samenleving niet onberoerd. Discussies hierover lopen soms hoog op. Maar er valt wat aan te doen; zowel op de korte als lange termijn. Het vergt nauwere samenwerking van dierhouders om van elkaar te leren.
Vroegtijdige sterfte kan daarmee worden teruggedrongen al zal het nooit helemaal tot 0 kunnen worden teruggebracht. Dit stelt de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) in de zienswijze ‘Zorg voor het jonge dier – naar meer aandacht voor het individuele dier en minder sterfte’ die hij op verzoek van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft geschreven.
De Raad adviseert dierhouders om verzorgings- en sterftecijfers bij te houden van productie-, gezelschaps- en hobbydieren om daarmee een benchmark - een onderlinge vergelijking - op te zetten. Op die manier kunnen de oorzaken van sterfte beter worden gepreciseerd en aangepakt. Er zijn aanzienlijke mogelijkheden om vooruitgang te boeken als er goed wordt samengewerkt en het ministerie de dierhouders helpt met het verfijnen van de benchmark.
De Raad adviseert de minister daarnaast met dierhouders, maatschappelijke organisaties, fokkerijen, dierenartsen, diervoederfabrikanten en eindafnemers van dieren en producten daarvan, zoals supermarkten en dierenwinkels, in gesprek te gaan over de verdere aanpak. Het doel is duidelijk: elkaar helpen om vroegtijdige sterfte (de periode voor, tijdens en kort na de geboorte) zoveel mogelijk te vermijden. Door beter inzicht in kritische fases en risico’s waarmee jonge dieren te maken kunnen krijgen en gegevens hiervan onderling te vergelijken, is vervolgens een dialoog mogelijk over welke maatregelen de zorg voor jonge dieren kan verbeteren en welke mate van sterfte dan nog acceptabel is.