De intrinsieke waarde van de nerts
Weblog
In deze weblog schrijft dierethicus en RDA-raadslid Franck Meijboom een opiniestuk over de intrinsieke waarde van de nerts. Hij doet dat op persoonlijke titel en geeft niet per se de mening van de Raad. Dit stuk is ook gepubliceerd in de Volkskrant.
Ruimen
Een miljoen nertsen zijn sinds begin juni al geruimd. De minister van LNV besloot tot het ruimen van besmette bedrijven, nadat was gebleken dat besmette nertsen het Coronavirus op mensen hebben overgedragen. Inmiddels zijn op 23 bedrijven in het oosten van Brabant en het noorden van Limburg besmette dieren gevonden en zijn op die bedrijven alle dieren geruimd. Omwonenden en lokale bestuurders pleiten voor preventieve ruiming van nertsenbedrijven, maar die stap wil de minister (vooralsnog) niet zetten.
Het gaat om dieren
Op het eerste gezicht lijkt het een van de vele voorbeelden waarbij we in deze coronacrisis lastige afwegingen moeten maken en waarbij diverse belangen en partijen een rol spelen. Toch speelt hier iets extra’s: het gaat om dieren. En bij dieren blijkt het vaak onduidelijk hoe we die moeten meewegen in onze besluiten. Zo ook bij de nertsen. Sommigen pleiten voor het preventief ruimen van gezonde dieren, terwijl anderen zoals Animal Rights en Bont voor Dieren begin juni naar de rechter gingen om via een kort geding de ruiming te voorkomen.
Dat is opvallend, omdat we al bijna 40 jaar een gezamenlijk vertrekpunt hebben in de intrinsieke waarde die dieren in Nederland volgens de Wet dieren (Artikel 1.3) hebben. Dieren – zo zegt dit artikel – hebben een eigen waarde ‘zijnde wezens met gevoel’. Daarom moet volgens de wet inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren verder dan redelijkerwijs noodzakelijk worden voorkomen.
Lastig begrip
De discussie over de aanpak bij de nertsen laat zien hoe lastig het begrip intrinsieke waarde van dieren nog is. Dat los je niet zomaar op met een definitie. Het gaat namelijk niet alleen om de vraag wat we precies bedoelen als we spreken over de intrinsieke waarde van het dier. Het vraagt ook helderheid op drie andere punten.
Het begint bij de vraag voor wie artikel 1.3 geldt. Iedere Nederlander moet zich aan de wet houden, maar een bepaling zoals in artikel 1 is van een andere orde. De wet eist niet van mij om de intrinsieke waarde van het dier te erkennen, maar geeft rekenschap over wat de overheid als vertrekpunt neemt in haar eigen wet- en regelgeving. Dat past in onze Westerse traditie waarin een overheid niet voorschrijft wat je moet denken, maar betekent in praktijk dat de diversiteit over hoe we dieren waarderen met artikel 1.3 van de wet dieren niet verdwijnt.
Daarnaast roept de erkenning van de intrinsieke waarde nog altijd vragen op over wat wij mensen wel en niet met dieren mogen doen. Kun je zeggen dat het ruimen van een miljoen dieren – deels ziek, maar deels ook gezond en (nog) niet besmet – te rijmen is met het respecteren van de eigen waarde van individuele dieren? Dat is niet uniek voor de nertsen. Ook in de Wet dieren zelf is het lang niet altijd helder hoe de erkenning van de intrinsieke waarde concreet wordt vertaald.
Tot slot is de erkenning van de intrinsieke waarde gelijk de start van de discussie hoe die waarde zich verhoudt tot andere waarden, zoals volksgezondheid of veiligheid. Daarvoor is geen panklare oplossing en moeten ethiek, recht, politiek en samenleving samen zoeken naar antwoorden.
Het is dus lastig en het ligt gevoelig. Zeker als het gaat om het doden van nertsen. Toch denk ik niet dat de oplossing ligt in het schrappen van de intrinsieke waarde van de nerts. In de landen waar die eigen waarde niet in de wet is verankerd spelen vaak dezelfde vragen. Elk vertrekpunt in de discussie over onze omgang met dieren – ook die aan dieren geen waarde toekennen – roept z’n eigen vragen en problemen op als we keuzes moeten maken.
Een volgende stap
Daarom is het nu echt tijd om een volgende stap te zetten in de invulling en het gebruik van intrinsieke waarde van het dier. Als we het begrip ‘intrinsieke waarde’ werkelijk willen gebruiken als leidend principe voor ons denken over en handelen met en voor dieren, dan is er werk aan de winkel.
Dat is niet alleen om filosofen of juristen bezig te houden. Voor mens en dier staat er echt iets op het spel. Immers: als de vrijheid van mensen in de omgang met dieren wordt ingeperkt, zijn er ook mensen die daarvoor een prijs betalen. Denk maar aan de fokkers die geen honden met platte snuiten meer mogen fokken. Of denk aan de circussen die geen acts met wilde dieren meer mogen opvoeren. Of denk aan de nertsenhouders die na de ruiming van hun bedrijf niet met nieuwe dieren mogen gaan fokken als gevolg van de motie die de Tweede Kamer heeft aangenomen.
Dialoog
Laten we daarom de dialoog aangaan over wat zo’n waarde kan inhouden en hoe het bruikbaar kan zijn voor de praktijk. Dat vraagt om inbreng van theorie en praktijk: een analyse vanuit onder andere filosofie en recht om scherp te krijgen wat zo’n waarde kan inhouden en betekent voor de praktijk. En tegelijk inbreng vanuit de praktijk om kritische vragen te blijven stellen over de inhoud en de bruikbaarheid. Juist in die dynamiek is ruimte voor de inbreng van iedereen in de samenleving en kan een vaag begrip als intrinsieke waarde helderder en bruikbaar worden.
Meer weblogberichten
Reactie toevoegen
U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.
Reacties
Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.