RDA Zienswijze Dierbare hulpverleners 'Welzijn voor mens en dier?'

Er worden in Nederland steeds meer dieren ingezet in de zorg voor mensen. Dit kan het welzijn van de betrokkenen ten goede komen. Het is echter lang niet altijd duidelijk of dat werkelijk het geval is en wat is het effect van de interventie op het dier? De Raad komt tot de volgende zienswijze met als centrale vraag: Wat is er nodig om dierondersteunde interventies op een verantwoorde wijze in te zetten, zodanig dat het welzijn van mens en dier gewaarborgd blijft.

Dierondersteunde interventies

Bij dierondersteunde interventies gaat het om interventies bij mensen met een fysieke en/of mentale beperking met tussenkomst van dieren met als doel vooruitgang te krijgen in de fysieke, sociale, emotionele en/of cognitieve gezondheid of functioneren van een persoon. Dierondersteunde interventies worden toegepast bij mensen van alle leeftijden en voor een verscheidenheid aan problematiek waaronder autisme spectrum stoornis, gedragsproblematiek, leesvaardigheidsachterstand, ADHD, syndroom van Down, depressie en dementie.

Vraagstelling

De groeiende belangstelling voor dierondersteunde interventies was voor de Raad voor Dierenaangelegenheden aanleiding om te onderzoeken of het dierenwelzijn in deze praktijken voldoende gewaarborgd wordt en wat er nodig is om dit ook in de toekomst veilig te stellen. De centrale vraag luidt: "Wat is er nodig om dierondersteunde interventies op een verantwoorde wijze in te zetten, zodanig dat het welzijn van mens en dier gewaarborgd blijft?"

Conclusie

De Raad concludeert dat, indien het nut en de noodzaak van een interventie onvoldoende is aangetoond, het dierenwelzijn in ieder geval geborgd moet blijven. Bij interventies met een redelijk doel, die nuttig en noodzakelijk zijn, dient men een eventuele welzijnsinbreuk bij het dier te minimaliseren. De Raad vindt dierondersteunde interventies dus acceptabel, mits het welzijn van het dier in voldoende mate geborgd is en er geen redelijke alternatieven voorhanden zijn.

Aanbevelingen

De RDA acht het noodzakelijk dat de sector zich organiseert en zich professionaliseert, zodat (1) dieren niet worden ingezet voor interventies waarbij het welzijn van het dier geschaad wordt, zonder aannemelijk nut en noodzaak; (2) bij nut en noodzaak van de interventie het dierenwelzijn geborgd blijft tot waar redelijkerwijs mogelijk; (3) misstanden en onkunde voorkomen worden en (4) er transparantie bestaat over de gehanteerde werkwijzen en kwaliteitssystemen in de sector. Het oprichten van een beroepsvereniging, het opzetten van een uniform opleidingscurriculum en een eventueel kwaliteitskeurmerk zouden eraan bijdragen het welzijn van dier en mens te borgen. Tevens adviseert de Raad de overheid de professionalisering van de sector te ondersteunen. Tot slot adviseert de Raad onderzoek te doen naar verschillende facetten rondom dierondersteunde interventies om duidelijker te krijgen wat de effecten zijn van de interventies op mens en dier.