Naar een maatschappelijk geaccepteerde en economisch rendabele veehouderij
Weblog
In deze weblog schrijft RDA-raadslid Leo den Hartog een blog over de veehouderij. Hij doet dat op persoonlijke titel en geeft niet per se de mening van de Raad. In een interview met de Gelderlander vertelt Leo den Hartog over zijn tienpuntenplan.
Nederland kan koploper zijn en blijven in de ontwikkeling van een maatschappelijk geaccepteerde en economisch rendabele veehouderij. Maar dan moeten we wel op een holistische manier naar de uitdagingen kijken en moeten de boeren de extra eisen die de maatschappij aan de productie stelt ook vergoed krijgen. Regel vernieuwing via de markt en niet via de overheid en neem het internationaal perspectief mee. Leo den Hartog, lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden, formuleert 10 uitgangspunten voor een maatschappelijk geaccepteerde en rendabele veehouderij.
1. Kies een holistische benadering
We komen uit een situatie waarbij we van issue naar issue lijken te hobbelen. Hadden we het fosfaat-probleem getackeld, kwam het stikstofprobleem op, terwijl achter de horizon het klimaatprobleem levensgroot opdoemt. Uit oogpunt van dierenwelzijn hebben we de legbatterij verboden. Een goede zaak, maar vervolgens hebben we er een fijnstofprobleem voor in de plaats gekregen. Het is daarom zaak om de ontwikkeling van een maatschappelijk geaccepteerde en economisch rendabele veehouderij integraal en holistisch te benaderen.
2. Ga uit van het dier
Het is zaak om bij zo’n integrale benadering de behoeften van het dier als vertrekpunt te nemen. De kennis die daarvoor nodig is, hebben we voor een groot deel al in huis. De crux is dat we dieren niet langer proberen in te passen in de huisvestingssystemen, maar andersom de systemen gaan aanpassen aan de behoeften en het natuurlijke gedrag van de dieren. Dat komt de gezondheid en de productiviteit van de dieren ten goede.
3. Verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de boer, maar in de hele keten
Natuurlijk spelen boeren een belangrijke rol. Maar vernieuwing kan nooit alleen vanuit de primaire sector komen. De hele keten is verantwoordelijk. NGO’s hebben dat goed begrepen. Die spreken niet voor niks vaak de ketenpartners – met name de supermarkten– aan, en niet alleen de boeren.
Denk aan ingrepen bij dieren, zoals het castreren van beren in de varkenshouderij. Iedereen wil ervan af. Zeker de boeren. Die willen echt niets anders dan prettig werken – mooie producten leveren met maatschappelijke waardering - tegen een fatsoenlijk inkomen. Maar alleen door samen optrekken in de keten kunnen echt grote stappen worden gezet. Denk aan de trager groeiende kippen – die zijn de norm geworden, doordat de hele keten het oppakte. Het is echter van groot belang dat boeren de extra inspanningen die van hen worden gevraagd, vergoed krijgen.
4. Koester de diversiteit aan boeren
Grofweg hebben boeren de keuze uit vier modellen. Je hebt boeren die producten produceren voor een grote markt. Je hebt boeren die produceren voor een nichemarkt – denk aan biologische boeren en producenten van bijvoorbeeld streekproducten in korte ketens. Er zijn boeren die nevenactiviteiten ontwikkelen – bijvoorbeeld een zorgboerderij, recreatie of huisverkoop hebben. En tot slot zijn er de boeren die willen stoppen. Veel politieke en maatschappelijke aandacht gaat op dit moment uit naar de boeren die stoppen en naar de boeren die produceren voor nichemarkten. Maar dat is een te beperkte blik. Ook bij de beide andere groepen is het belangrijk om te kijken naar de ontwikkelingsmogelijkheden. Geef ruimte voor bedrijfsontwikkeling.
5. Kijk internationaal
Wie de veehouderij verder wil verduurzamen en diervriendelijker wil maken, kan niet anders dan een internationaal perspectief kiezen. Want wie schiet er iets mee op als we hier in Nederland vormen van productie verbieden en andere landen het vervolgens van ons overnemen? Internationale samenwerking en afstemming is daarom de sleutel om verder te komen. De term level playing field is in dit verband belangrijk. Niet om ons achter te verschuilen, wel om stappen vooruit te kunnen zetten. Want het is scheef dat er vlees van geënte dieren uit Argentinië in de supermarkt ligt, terwijl in Nederland vrijwel niet geënt mag worden. De retail kan op dit punt een doorslaggevende rol spelen. Die kan er voor kiezen dezelfde eisen te stellen aan importproducten als aan producten uit eigen land en bijvoorbeeld geen producten met eieren uit legbatterijen van landen buiten de EU meer in de schappen te leggen.
6. Regel zaken via de markt met hulp van de overheid
De overheid speelt een belangrijke rol in transities door heldere doelen te formuleren, door te zorgen dat het beleid nationaal en regionaal consistent is en door de gewenste ontwikkeling te stimuleren en te faciliteren. Maar uiteindelijk moet vernieuwing via de markt worden geregeld. Toen de retail in het Verenigd Koninkrijk in de jaren 90 van de vorige eeuw aangaf alleen nog vlees te willen verkopen van dieren die in groepshuisvesting hebben geleefd, bracht dat een razendsnelle omslag. In Nederland hebben we dat gezien met de introductie van de trager groeiende kippen.
7. Historisch bewustzijn helpt
Terugblikkend kun je de ontwikkeling van de veehouderij in Nederland in fasen indelen. Na de Tweede Wereldoorlog was er van 1945 tot 1960 een periode die in het teken stond van voedselzekerheid: nooit meer honger. Van 1960 tot 1980 waren we voluit aan het rationaliseren en intensiveren. Er werd een enorme efficiencyslag gemaakt. Van 1980 tot 2000 kwamen de zorgen: over dierenwelzijn, emissies, achteruitgang biodiversiteit. Vanaf 2000 tot nu waren voedselkwaliteit en voedselveiligheid belangrijke thema’s. Nu staan we aan het begin van een nieuwe periode, waarin we een omslag naar een integraal duurzaam systeem willen maken. Dat gaat dus over emissies, maar ook over dierenwelzijn, een houdbaar economisch model en maatschappelijke acceptatie. Het kennen van die context en achtergrond helpt ook om te snappen waarom veranderen soms minder snel gaat dan de voorhoede zou willen.
8. Moraliseren werkt niet, een voorbeeldrol vervullen wel
Ook in andere landen is sprake van ontwikkelingsfasen. China zit in de fase van het rationaliseren – van backyard systemen naar grootschalige veehouderij. In de VS zien we dat de kwaliteit en randvoorwaarden van productie aandacht krijgen. Het werkt niet om anderen de maat te nemen en andere landen te verwijten dat ze verkeerde keuzes maken. Het goede voorbeeld geven werkt wel. Er wordt naar ons gekeken. Internationaal worden wij gezien als de koploper op het gebied van een duurzame en diervriendelijke veehouderij. Neem het terugdringen van het antibioticagebruik in de veehouderij in de afgelopen decennia. De hele wereld kijkt hoe Nederland dat voor elkaar heeft gekregen. In andere landen, zoals China, gaan ze daar ook mee aan de slag en willen ze van ons leren hoe wij dat hebben aangepakt.
9. Nederland heeft uitstekende papieren voor een integraal duurzame en rendabele veehouderij
Zelfs David Attenborough prijst ons in zijn laatste documentaire om onze efficiënte landbouw. Nederland heeft alles in huis om nieuwe grote stappen te zetten naar een integraal duurzame landbouw. We hebben kennisinstellingen (onderzoek en onderwijs) die tot de wereldtop behoren, innovatieve boeren die bereid zijn te investeren, vruchtbare grond en een uitstekende infrastructuur met grote kapitaalkrachtige afzetgebieden in de driehoek Londen, Parijs en Berlijn, waar consumenten wonen die een eerlijke prijs kunnen en willen betalen voor mooie producten.
10. De ‘gouden driehoek’ heeft de sleutel in handen
De sleutel om ons steeds te blijven verbeteren, is in handen van de zogenoemde ‘gouden driehoek’ van bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen. De rol van de overheid is om heldere duurzaamheids- en welzijnsdoelen voor de lange termijn te stellen en te stimuleren. Als bedrijven in de keten heldere doelstellingen krijgen en ruimte om te experimenteren, komt de vernieuwing echt wel op gang. Natuurlijk zullen sommige bedrijven afhaken, maar degenen die blijven, gaan snel innoveren. Dat wordt mogelijk gemaakt door onze hoogkwalitatieve kennisinfrastructuur met een toonaangevende landbouwuniversiteit en uitstekend lager, middelbaar en hoger beroepsonderwijs, die nieuwe kennis en goedopgeleide jonge mensen oplevert.
Leo den Hartog is lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden. Hij is directeur R&D bij Nutreco, lid van het topteam Agri & Food en bijzonder hoogleraar “Diervoeding in een circulaire economie” aan Wageningen University & Research.
Meer weblogberichten
Reactie toevoegen
U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.
Reacties
-
Goed om te lezen dat er daadwerkelijk gekeken wordt naar samenwerking en verbinding. Ipv wijzen naar een sector zonder het gehele plaatje te willen zien. We moeten stoppen met shaming en blaming! De kennis en passie zit juist in de sector.
In dit stuk staat de duurzame en eerlijke oplossing beschreven!